Geen ijzer breken met handen

08/06/2016

Vrijdag, 20 mei 2016.

 

Een Tsjetsjeense vluchtelingenfamilie met vijf kinderen, waaronder een baby van drie weken oud, werden plots uit hun huis gezet. Gelukkig konden ze een 10-tal dagen opgevangen worden in Drongen met de Welzijnsschakel waarvan Sammy en ik deel van uitmaken. Toen ze aankwamen, bleken ze de hele dag nog niet gegeten te hebben. We improviseerden snel een extra eetkamer in ons huis en warmden alle restjes op die we hadden. Omdat alles zo snel moest gaan, had ik geen tijd om onze gasten voor te bereiden. Ze werden meteen geconfronteerd met de nood van dit gezin. Niemand van onze gasten morde of kloeg, integendeel. Geert zei: ‘Vandaag ben ik trots op De Ark. We hebben mensen eten gegeven die het nodig hadden.’ We werden stil aan tafel en Sarah zei: ‘Moest het ons overkomen, we zouden ook blij zijn dat de mensen ons helpen.’ Ik ben trots op onze gemeenschap van goede mensen die zomaar hun gewoontes, die ze zo nodig hebben, langs de kant schuiven en meteen diepmenselijk reageren. Ze schuiven op, omdat ze vinden dat het zo hoort.

Maar vandaag om 9u moet het gezin onherroepelijk vertrekken. We hebben alle pistes overlopen die we maar konden bedenken, maar we staan machteloos. We kunnen geen ijzer breken met handen.

Ik sta op de uitkijk met mijn laatste streepje hoop, wachtend op de coördinator van het gezin. Sammy, die zich de hele week afzijdig heeft gehouden, komt naast me staan en zegt: ‘Ik heb eigenlijk niet goed geslapen deze nacht, ik heb de hele tijd aan de familie en de kinderen gedacht. Ik doe alsof het me niet interesseert, maar eigenlijk sta ik mee met jou op de uitkijk voor een oplossing.’ En dan komt de coördinator aan. Hij heeft een pleeggezin voor één week gevonden in Gentbrugge[1]. Oef.

Deze week heb ik de kleine goedheid, waar de filosoof Levinas het over heeft, continu zien voltrekken. Het zijn gewone mensen, de zwakken, die deze kleine goedheid verdedigen en ervoor zorgen dat ze doorgaat van de ene naar de andere mens. Ook al staan we weerloos tegenover de macht van het kwaad. Het is een ‘gekke goedheid’, maar ze is tegelijk het meest menselijke in de mens. Ze wint nooit, maar wordt ook nooit overwonnen.[2]

Sammy gaat opgelucht terug aan het werk. Een beetje later zoek ik hem op. Hij heeft een nieuw werk. Hij schuurt oude gietijzeren meubeltjes op en schildert die opnieuw.

En ik denk: ‘We kunnen misschien geen ijzer breken met handen, maar we kunnen wel het ijzer wat mooier maken.’ De kleine goedheid vervult mijn hart.

 

[1] Ondertussen zijn verschillende instanties bezig hun papieren in orde aan het maken en kunnen ze zolang in het pleeggezin verblijven.

[2] Uit R. Burggraeve, Hoog tijd voor een andere God. Bijbels diepgronden naar de ziel van ons mens-zijn, Davidsfonds, 2015, p. 143.

Onderwerpen